Visserslatijn

Joh, wat ik vanmorgen tegen 12 uur toch heb meegemaakt in bus S richting Saint Lazaire, niet te geloven! Zal ik maar es bij het begin beginnen? Hou je stoel vast! Daar komt 'ie. Ik stap druipend van het zweet -wat wil je met 41 graden op een zomerse dag als vandaag rond dat tijdstip in het centrum- te wachten op de bus. Bij de halte staan zeker honderd lui, met mij erbij, te dringen om een zitplaats te veroveren in die kokend hete minkukelbus: de ramen kunnen niet eens open! Kan ik eindelijk een onbezette plaats bemachtigen, nou ja, wat je noemt: een zitje van nog geen 15 bij 15 cm, bij de deur. En wat zie ik daar op de plek voor me: een soort vleesgeworden kachelpijp. Ongelogen! Een kerel met een nek van hier tot ginder. Nooit eerder gezien. Volkomen krankjorum. Met een Paraguay op z'n kop, zo'n grote schuit weet je, met een soort lassotouw d'r omheen. De vent was 'n jonkie, ik schat nog geen 17, echt waar. Dan 'n kleine aardbeving: het busscharminkel stopt! Iedereen letterlijk in de war. Die quibus staat op, en begint me toch te zaniken dat z'n buurman hem op z'n voet trapte: het bloed loopt van de schamp de sok uit, en ja, ik zag het, echt waar, rijp voor de eerste hulp. Maar wat wil je: die vent moet naar buiten, richting bestemming. En dat gebeurt. Wat zeg ik: door de van zweet bewasemde ruit kan ik net zien dat 'ie aanbotst tegen een reus van een kerel die hem met een soort nijptang te lijf gaat: de jas van die stakkerd zou een knoop te weinig hebben, en daar viel die bruut, vermoedelijk iemand die hem opwachtte, over. Wat 'n geboefte heb je tegenwoordig toch in Parijs! Ik ga het aangeven bij de gendarmerie. Maar ik wed dat die alleen maar oog hebben voor kleinere vissen.

Geen opmerkingen: