Carnavalswagen

Ja Stijntje, toen je opa nog zo'n blaag was als jij zat 'ie rond deze tijd, de weken voor Carnaval, in een uithoek van Zuid Limburg op een door onze buurtvereniging opgebouwde carnavalswagen die op de zondagmiddag samen met tientallen andere wagens, fanfares, Einzelgaengers, en vele andere gekken door de straten van S. trok. Het was dan groot feest vooraf aan de Vastentijd. Onze wagen werd getrokken door liefst vier schuimbekkende Zeeuwse trekpaarden. Juten zakken achter hun konten om verspilling van die kostelijke paardevijgenmest te voorkomen en de straten schoon te houden. Ja jongen: waar is die tijd gebleven? Trekpaarden, die had je toen overal bij ons in de streek. Maar weet je wat onze wagen moest uitbeelden? De eerste echte autobus waarover toen in de Limburger koerier werd geschreven, een lijndienst van een met een echte verbrandingsmotor uitgeruste veelpersoonsbus in, als ik me goed herinner, Parijs, maar het kan ook wel Berlijn zijn geweest. Dat was me toen een nieuwigheid: niks geen paarden meer!
Wij hadden met z'n allen, ik denk wel 60 mensen, jong en oud, die bus uit bordkarton, ijzeren stangen en zo opgebouwd, compleet met namaak "motor" en carbidlampen aan de neuskant, alles nep natuurlijk, wisten wij veel toendertijd! Wie was er van ons ooit in Parijs geweest? Afgesproken was de volgende act. Zodra er -om de zoveel tijd- een carbidbus op de platte wagen tot ontploffing werd gebracht, renden we allemaal vanaf het "bordes" door die ene ingang het gevaarte in. De "chauffeur" toeterde er flink op los en, hup, wij met z'n allen hutje mutje in dat misbaksel, stikkend heet natuurlijk, en de bus begon zogenaamd te rijden. De mensenmassa's langs de kant van de straten maar lachen en ginnegappen. Och, dat was me een feest... .
Maar ik herinner me ook dat er opeens een verklede jong vent met kippenek en Panama op z'n kop in de bus het op een huilen zette, het leek wel menens. Het schijnt dat die kar door het zware hobbelen -de straten van kinderkoppen waren in die tijd nog lang niet wat ze nu zijn- er voor zorgde dat een nogal forsgebouwde oudere man naast hem, ik geloof de bakker van de Pullestraat, zijn evenwicht verloor en die jong vent behoorlijk op z'n tenen trapte. Nou ja, dat kan gebeuren, dus toen ook. De ouwe, teveel bier op, sprong van de wagen af om ergens te gaan plassen. De huiler ging naar een andere plek in de bus om van de schrik te bekomen.
Eindelijk waren we bij de markt voor de ontbinding van de optochtstoet. Wij uitstappen, nou, ho maar: je kwam nauwelijks van de wagen af, zo veel carnavalsvierders op het marktplein. En je gelooft het niet, maar het is echt waar: toen je opa daar eindelijk de markt op kon komen om samen met de anderen een carnavalspilsje te gaan drinken: staat me daar die huilebalk van zo straks bij een andere carnavalsvierder terwijl die laatste hem bij de lurven vasthoudt om zo iets onnozels als een, ja om wat ook alweer? Het ging, geloof ik, om een losgeschoten rooie knoop op de clownsjas van de huilebalk... .