Oh, wat een verschrikking om die lijn S te moeten nemen op een onweersachtige stikkend-hete juli dag tegen twaalf uur. Voor een bezoek aan het belastingkantoor, helemaal achter het Saint Lazare. Hoe kan ik dat halen? Maar ik moet! Mijn god, laat me maar spoedig sterven, dan hoef ik dat niet weer mee te maken! Mensenkinderen, het lijkt wel Allerzielen bij de bushalte: een en al treurigheid op de gezichten van de mede-wachtenden. Niemand doet de mond open, iedereen lijdt in stilte, zo te zien. Net als ik.
Daar is de catafalk, die rouwbus, grauw als de nacht en de dood. Ik verbijt me, stap in, was het maar een doodskist... . Als het morsige geval sputterend op gang komt ontwaar ik voor me een ten dode opgeschreven en amper nog levende persoon. Extreem vermagerd vooral in de buurt van zijn nek en facie, zo te zien. En op diens hoofd, nou wat heet hoofd bij deze schedel voor me: een kleine grauwe wade, met rouwband eromheen. Als die niet regelrecht de hel in moet... .
Even later stoot die persoon een duidelijk hoorbaar doodsgerochel uit. Spastisch probeert hij een mede-passagier naast hem een krachteloze draai om de oren te geven: omdat die mede-reiziger, gezonder dan hij trouwens, dat wel, hem op zijn tenen zou getrapt hebben. Mensekinderen, dat dit skelet nog gevoel in zijn voeten zou hebben! Hij schuifelt intussen naar een andere plek en valt daar neer als een dode, lijkbleek.
Ik moet er uit: Saint Lazare. Wat een walging roept dat op. En dan ook nog eens: wat wil het zwarte noodlot voor me daar? Inderdaad, ik sta daar nogmaals oog in oog met die karikaturale lijkeman: hij staat te stotteren tegen een ander wandelend skelet die zijn vinger steekt in een ransige holte van , zeg maar rustig, diens lijkwade in spe. Ik ga maar naar het belastingkantoor. Wil echt niet meer van deze wereld zijn... .
Geen opmerkingen:
Een reactie posten